dinsdag 19 april 2011

Moet ik mijn vier ophalen?

 “Heb je als kind een onvoldoende op je rapport, dan krijg je voor dat vak bijles. Aan voldoendes wordt niet harder ‘getrokken’. Waarom moet je nou die vier voor Frans ophalen en niet van die acht voor economie een tien maken? Op dat gebied ligt immers je talent.” Aandachtig luister ik naar de presentatie van Marc Lammers tijdens de Week van de Ondernemer. De coach, die met de Nederlandse hockeydames goud won op de Olympische Spelen van 2008 in Peking, gaat verder. Mijn gedachten dwalen even af naar de Rotterdam marathon die ik twee dagen geleden liep.

Zenuwachtig luister ik in mijn startvak naar Lee Towers, die traditiegetrouw You’ll Never Walk Alone zingt. Dan zie ik in de verte blauwe rook van het kanon opstijgen. Even later mag ik eindelijk gaan lopen. Via de Erasmusbrug en IJsselmonde kom ik op de Spinozaweg heel relaxed over het 10 km punt en krijg even verderop een flesje water en een overheerlijk gelletje als lunch. Na nog een flink stuk door Zuid en nogmaals de Erasmusbrug, loopt Esther vanaf Blaak met me mee. Ik voel me sterk, let constant op een rustige ademhaling en lijk af te lopen op een persoonlijk record!

In het Kralingse Bos krijg ik plotseling last van een oude kwaal: ik word duizelig, mijn hartslag schiet omhoog en mijn marathon is eigenlijk voorbij. Ik sleep mezelf naar de finish om mijn medaille binnen te halen. Driekwart van de marathon heb ik sterk en goed gelopen, het is warm en relatief veel lopers hebben het zwaar. Toch geef ik mezelf voor deze marathon niet meer dan een vier. En het is niet de eerste vier.

Driekwart van de marathon heb ik sterk gelopen,
maar hier sleep ik mezelf naar de finish.
Als ik niet in Rotterdam was opgegroeid, had ik waarschijnlijk nooit een marathon gelopen. Maar in Rotterdam krijg je de marathongekte met de paplepel ingegoten. De Rotterdam marathon is en blijft geweldig: de vele lopers uit alle windstreken, de bandjes, het enthousiaste publiek, de stad.

Terwijl Marc Lammers verder praat, blijf ik nog even in gedachte. “Moet ik geen marathons meer lopen? Zal ik van die acht een tien gaan maken en me toeleggen op de korte afstanden? Of ga ik er alles aan doen om die vier op te halen?”


Op dit grafiek is mijn verval na 30 km duidelijk te zien.

zaterdag 9 april 2011

Marathonzenuwen

De marathon kan ik wel schieten. Toch loop ik 'Rotterdam' morgen weer.

Met marathons heb ik een haatliefde verhouding, want de afloop van mijn marathons zijn zo onvoorspelbaar als het weer. Bij wegevenementen van andere afstanden weet ik dat ik zal finishen binnen een bepaalde tijdmarge. Het verschil tussen een goede en een slechte 10 km is minder dan vijf minuten en voor een halve marathon niet meer dan zo'n acht minuten.

Voor de marathon ligt dat anders. Die beheers ik niet. Het verschil tussen een persoonlijk record (PR) of drie kwartier later helemaal kapot over de finish overkomen is heel klein. Juist daarom blijft die 42,2 km mij uitdagen. Totdat ik ‘m ooit echt beheers. Totdat het verschil tussen een PR en een slechte marathon hooguit een kwartier bedraagt.

Alles moet voor en op de marathondag naadloos in elkaar passen. Op de dag zelf zijn lopers afhankelijk van factoren als het weer en de vorm van de dag. Maar velen verschijnen niet eens aan de start. Ze zijn geblesseerd geraakt tijdens de omvangrijke trainingen. Anderen worden in de laatste twee weken voor de marathon ziek. Daarom loopt Esther geen marathons meer.

Morgen zijn de eerste twintig kilometer voorspelbaar. Ik start in een relatief laag tempo, waardoor ik heel relaxed over het 10 km punt op de Spinozaweg zal komen. Even verderop zullen mijn moeder en broer zien dat ik nog heel fit ben. Op dat moment heb ik nog geen flauw idee hoe mijn marathon zal eindigen. Wanneer ik bij Blaak langs mijn schoonouders kom, zit er ongeveer tweederde marathon op. Pas dan kan ik inschatten of het een PR gaat worden of dat ik als een zombie over de finish zal komen.

Zolang ik hem niet beheers, zal de marathon het enige wegevenement blijven waarvoor ik zenuwachtig ben. Toch ga ik nu mijn loopspullen vast bij elkaar zoeken. Morgen is de Rotterdam Marathon!

zaterdag 5 februari 2011

Woordarmoede

“Waar slaat dat nou weer op? Is dit een flauwe grap of zo?”
Ik zie een e-mail met de titel Workshop Strategisch Key Account Management. De afzender is mijn ingenieursvereniging, dus ik open de e-mail. De introductie bestaat uit de volgende zin:
“De ontwikkelingen in de markt vragen om verandering van een meer product georiënteerde opstelling en strategie naar een solutions strategy gekoppeld aan een value strategy, appellerend aan de mogelijkheden welke een organisatie kan bieden en de waarde welke een organisatie kan hebben als strategic partner in een nationale of internationale setting.”

Dit is typisch een voorbeeld van woordarmoede. De zin is veel te lang met vage Engelse termen. Nederlands is blijkbaar niet toereikend. Ik verdenk de auteur ervan, dat hij of zij het zelf niet begrijpt. In ieder geval heb ik geen flauw idee waar de workshop over gaat. Maar ik hoor ook niet tot de doelgroep. Die bestaat uit account managers (relatiebeheerders), sales managers (verkopers) en commercieel directeuren.

Een paar weken later bekijk ik in een hotel een tweetalige Factsheet.
“Teambuilding programmes, Meetings, Health Centre”, staat in het Engelse deel.
Teambuilding programma’s, Meeting, Wellness Center”,  staat aan de andere kant in goed Nederlands.
“Wat zijn de mogelijkheden om met een groep hardlopers een trainingsweekend te houden?”, vraag ik aan de receptioniste.
“U moet bij mijn collega van de banking zijn”, antwoordt ze.
“Bent u nou de collega van de banking?”, vraag ik aan het meisje naast haar.
“Ja”, antwoordt ze verlegen.

Op een medische website lees ik: “De diastolische bloeddruk is aanzienlijk lager dan 80 mmHg bij hypotensie door een cardiovasculaire shock”. Waarom niet: “De onderdruk is aanzienlijk lager dan tachtig millimeter kwikdruk bij lage bloeddruk door hart- en vaatfalen.” Lage bloeddruk is niet alleen beter Nederlands, maar ook een exactere benaming dan hypotensie. Maar vooral de Latijns / Nederlands / Engels gecombineerde term cardiovasculaire shock is duidelijk een geval van woordarmoede.

Als elektrotechnicus werk ik met beveiligingsrelais, die ongeveer even groot zijn als een computer. De meeste fabrikanten leveren er een handleiding bij van een paar honderd pagina’s, maar één fabrikant maakt een handleiding van een paar duizend pagina’s. Direct concludeer ik dat dit ontwerp niet voldoende doordacht kan zijn. Later hoor ik dat er een week cursus en veel software nodig is om het kastje te gebruiken.

Dat managers een helicopter view willen in plaats van overzicht, dat ze met elkaar dollen over mission statements, targets, SWOT analyses en core competenties, interesseert me niet. Maar als hoogopgeleiden lange, ingewikkelde zinnen met vage termen nodig hebben om iets uit te leggen, maak ik mij zorgen. Kennelijk zijn ze zo knap, dat ze niet meer normaal kunnen communiceren. Toch vind ik mensen die hen begrijpen en zelf eenvoudig Nederlands blijven praten en schrijven het knapst.

dinsdag 18 januari 2011

Stemmen in mijn hoofd

“Een column met een dialoog erin. Zo’n column wil ik niet schrijven. Dat is mijn stijl niet. Ik denk dat ik een keertje oversla.”
“Je moet het toch doen. Het is je huiswerk.”
“En waarom zou ik moeten? Het moet leuk blijven. De cursus is maar een hobby.”
“Dan schrijf je niets en leer je het nooit. Maar nu heb je de kans.”
“Ik kan toch ook weleens geen zin hebben?”
“Pak nou maar pen en papier. En begin gewoon.”
“Maar ik heb totaal geen inspiratie.”
“O, en waar zou je dan over schrijven als er geen dialoog in hoeft te zitten?”
“Nou bijvoorbeeld over Pieter van Vollenhoven die met zijn onderzoeksraad voor veiligheid de brand in Moerdijk onderzoekt en vervolgens Chemie-Pack een uitbrander gaat geven. Of over de topmanager van Chemie-Pack die zijn bonus in rook op ziet gaan. Misschien kan hij beter gaan solliciteren voor burgemeester in Moerdijk.”
“Afgezaagd. Iedereen schrijft al over die brand in Moerdijk.”
“Nou, dan over de altijd even beleefde brieven in de bekende blauwe envelop. De belastingdienst begint ze meestal zonder aanhef met: ‘U moet..’. Of is dat de aanhef? En dan laat ik de column eindigen met een nieuwe klantvriendelijke slogan: ‘Belastingdienst. Lomper kunnen we het niet maken’.”
“Mmm. En nou een onderwerp voor een column met een dialoog?”
“Weet ik veel. Het is mijn ding niet. Ik heb echt geen inspiratie.”
“Ga dan eerst een stukje hardlopen.”
“Heb je al naar buiten gekeken. Het giet.”
“Jij wil ook nooit iets.”
“Nou ik weet wel iets dat ik wil.”
“Wat dan?”
“Auditie doen voor ‘Op zoek naar Zorro’.”
“Maar jij bent niet bepaald een Fred Astaire. Je kan helemaal niet dansen.”
“Nee, maar die vier mooie, strakke dames om me heen wel. En daar kijkt toch iedereen naar. Ik ook trouwens.”
“Maar jij kunt ook niet zingen.“
“Nee, dus?”
“Dus moet je geen auditie doen.”
“Ik kan ook geen column schrijven met een dialoog erin, maar dat moet ik toch ook doen van jou?”

zaterdag 8 januari 2011

Gelukkig Nieuwjaar

Websites met lange, irritante Flash intro’s kun je vaak met één muisklik ‘skippen’. Was het ook maar mogelijk om op 31 oktober de komende vier maanden te skippen en die sombere, koude maanden over te slaan.

De ellende begint als we eind oktober de klok een uur achteruit zetten. Vaarwel zomertijd, de lange, donkere winteravonden komen eraan. De temperatuur zakt snel. Met een beetje pech is er eind november al vorst en sneeuwoverlast. Op het nieuws zien we dat Haaksbergen en Noordlaren vol enthousiasme wedijveren om de eerste schaatsmarathon op natuurijs. Even later worden de rayonhoofden wakker om te zeggen dat de Elfstedentocht niet door kan gaan. Mart Smeets presenteert het schaatsen vanuit Heerenveen. Stiekem denkt hij al aan de Tour.

Absoluut dieptepunt is feestelijk december. Na die goede, oude Sint begint de gekte. Geen bloemen meer in de huiskamer, maar omgezaagde naaldbomen. Winkels sluiten amper nog. Uit de radio komt vreselijke muziek. Stapels kerstkaarten vallen op de mat. Zes kaarten zijn niet voor ons, maar voor de vorige bewoners. De afzenders weten kennelijk niet dat die hun derde kerst al in het nieuwe huis vieren.

Plotseling moet er vrede op aarde komen. Iedereen is lief voor iedereen. Bedrijven geven hun personeel de grootste kerstpakketten. Sommige werknemers geven ze direct weer weg aan een arme sloeber. Drie DJ’s willen iets doen voor de wereld en gaan zes dagen vasten in een glazen huis. Lijkt mij meer iets voor Pasen. Of voor het Suikerfeest.

Na de uitgebreide kerstdiners gaat Nederland massaal aan de oliebollen. Slechte kerstfilms, waarin de hoofdpersoon steevast een beter mens wordt, maken plaats voor jaaroverzichten. Sommige mensen raken niet uitgepraat over hun goede voornemens. Irritante ventjes lopen blauwbekkend, licht voorover gebogen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds te knallen (net als ik vroeger). ’s Avonds gaat er voor 65 miljoen de lucht in.

Januari. De boom gaat de deur uit. Goede voornemens worden snel vergeten. Dagen lengen. Over een maand bloeien de eerste krokussen. Iedereen doet weer normaal. Het is gelukkig nieuw jaar.

woensdag 8 december 2010

Geen manager

Aan mijn neefje van zes vraag ik wat hij later worden wil. “Piloot”, antwoordt hij, “van een A380”. Een duidelijke keuze die hij niet maakt omdat de dames dat het meest sexy beroep vinden. Maar omdat hij ervan droomt het grootste vliegtuig ter wereld te besturen. Zijn vriendjes willen voetballer, dierenarts en brandweerman worden. Eén jongetje wil graag held worden. Toen ik op mijn achtste mijn buurjongen van elf met een ingewikkelde modelspoorbaan zag spelen, was ik zo onder de indruk dat ik alles van elektriciteit wilde weten. Ik ben nu elektrotechnisch ingenieur.

Geen enkel kind wil manager worden. Niet één talentje droomt ervan om zijn vriendjes te managen en zeurt bij zijn ouders om een bonus, wanneer hij zijn targets haalt. Vreemd genoeg eindigen de jongens en meisjes die het wat verder schoppen vaak toch als manager. Want carrière maken betekent in ons land meestal regelneef worden. Een ervaren vakman met degelijke, diepgaande vakkennis verdient minder dan zijn manager. Een topverkoper ook. Gelukkige, briljante vakmensen, van onschatbare waarde voor hun organisatie, eindigen veel te vaak als middelmatige, vage, ongelukkige managers.

In een poging om de vaagheid weg te nemen krijgt het woord manager vaak een tweede - altijd Engelstalig - woord. Bijvoorbeeld Project Manager of Sales Manager. Maak je promotie, dan draaien de woorden gewoon om: Manager Projects, Manager Sales. Na nog meer promotie ben je General Manager. Komt iemand tijdelijk de boel op stelten zetten, dan is dat een Interim Manager.

Ik heb weinig carrière gemaakt. Ik ben geen manager met iets erachter en zelfs niet met iets ervoor. Ik ben zelfstandig elektrotechnisch ingenieur. Ik manage niemand en niemand managet mij. Maar door de vakkennis van mij en mijn collega-elektrotechnici blijft het licht branden en draaien fabrieken door.

Noem mij gerust electrical engineer, power engineer, techneut of desnoods vonkentrekker. Technisch adviseur, independent professional, kleine zelfstandige of ondernemer vind ik ook prima. Maar noem mij geen manager. Ik heb een vak geleerd.

dinsdag 23 november 2010

Droomcruise

Ik hoef niet op een cruiseschip met Joop Braakhekke. Zelfs zonder de camera's van RTL4 wil ik niet op zo'n Love Boat. Veel te massaal, te luxe en te saai. Neem nou de Carnival Splendor. Het 290 meter lange cruiseschip is net een drijvend appartementencomplex van dertien verdiepingen. Als ik denk aan 3000 passagiers en 1150 bemanningsleden krijg ik het benauwd. Overdag wil ik niet leven van de ene naar de andere overvloedige maaltijd en me tussendoor dood vervelen. ’s Avonds wil ik niet overdreven netjes in kostuum aan tafel. Zeker niet in mijn vakantie.

Maar het kan anders. Dat bewijst de Carnival Splendor die op zondag vanuit Los Angeles richting Mexico vertrekt. Maandagochtend vroeg breekt er een brandje uit in de machinekamer, onderin het schip. Bemanningsleden wekken de passagiers en sturen ze het bovenste dek op. De elektriciteit valt uit. Stuurloos dobbert het elektrisch aangedreven cruiseschip rond. De waterdruk valt weg. Toiletten en kranen werken niet. Telefoons vallen uit. Koel- en vrieskisten doen het niet. Het luxe voedsel bederft.

’s Middags is de brand geblust. Technici krijgen het sanitair en een klein deel van de elektriciteit werkend. De Amerikaanse marine bevoorraadt het schip met blikvoer. Opvarenden nuttigen deze maaltijden koud, want magnetrons doen het niet. Airco’s draaien niet. Vooral de binnenhutten zijn erg benauwd. De omstandigheden aan boord zijn verre van comfortabel. En dat verbroedert. Opgewonden praat iedereen met iedereen. Driedelige kostuums blijven in de kast. De sfeer is een stuk minder formeel. Er ontstaat bijna een campinggevoel.

Donderdagochtend tegen zonsopgang slepen sleepboten het cruiseschip de haven van San Diego in. Passagiers gaan van boord met een verhaal, dat ze hun leven lang niet vergeten. "A nightmare", "A cruise from hell", zijn de reacties. Voor twintig dollar kopen ze gretig T-shirts van een handig zakenmannetje met "I survived the 2010 Carnival cruise Spamcation" erop. Deze cruise was niet saai en mensen beseffen weer hoe belangrijk elektriciteit is. Mijn droomcruise.